Maar toch, er schuurt en wringt iets. Want tegenover dat historisch hoge rendement staan ook historisch hoge kosten. Te hoge kosten, wat mij betreft. Iets meer dan € 5 miljard in 2021. Ter vergelijking: in 2020 kostten onze beleggingen iets meer dan € 3 miljard. Daar staat tegenover dat het rendement in dat jaar met € 30,6 miljard beduidend lager lag dan het afgelopen jaar.
Ach wat zou het, zult u misschien denken. Als beleggingen zo goed renderen, dan heeft dat zijn prijs. Maar dat ligt wat mij betreft toch net iets genuanceerder. Want voor het overgrote deel gaan die ‘onkosten’, in de strikt letterlijke betekenis van het woord, op aan vergoedingen. Prestatievergoedingen. Het hoge rendement zit met name in de beleggingscategorie private equity. Om enig gevoel te krijgen: alleen al deze beleggingen leverden € 4.500 per deelnemer op. En dat type beleggingen besteden wij – zoals iedere grote financiële instelling dit doet – voor een belangrijk deel uit aan externe partijen. En mocht nu het beeld opdoemen van nerveuze dealmakers, Wall Street mannen met brede bretels en dure maatpakken: dat klopt wel een beetje.
Ik heb daar moeite mee. ABP heeft daar moeite mee. Niet met de bretels, niet met de pakken, maar wel met het gegeven dat een selecte groep topbeleggers hier extreem hoge vergoedingen voor ontvangt. Hoe profijtelijk hun rendementen ook zijn, het strookt niet met maatschappelijke doel dat ABP nadrukkelijk ook nastreeft. Een pensioenfonds als ABP is een sociaal-financiële én ook een maatschappelijke instelling. Ons doel is om deze drie pijlers op een verantwoorde manier met elkaar in evenwicht te brengen en te houden. Zou je het maatschappelijke deel wegdenken, dan ontneem je jezelf een moreel kompas. Alles voor het rendement. Investeren in tabak, porno, foute wapens: waarom niet? En zo zou je ook je schouders op kunnen halen en een oogje dicht kunnen knijpen over de hoogte van die vergoedingen. Dat doen we niet en dat willen we niet.
Tegelijkertijd hebben we die ‘dure’ jongens (en meisjes!) hard nodig voor een goede spreiding van onze risico’s. Zonder hen zou de beleggingsportefeuille van ABP aanzienlijk minder renderen en er dus minder geld voor pensioenen binnen komen. Voor dit dilemma zijn wij dus geplaatst.
Als financiële instelling maakt ABP deel uit van een systeem, waarin kapitalistische normen en regels gelden. Dat systeem kunnen we niet in ons eentje plotsklaps veranderen. Enig idealisme is ons niet vreemd, maar we moeten ook reëel zijn. Wat wij op korte termijn wel kunnen doen is nog eens kijken naar de spelregels en afspraken over vergoedingen. Moeten die private equity vergoedingen werkelijk zo extreem hoog zijn? Die vraag zou ik graag willen stellen aan ‘het systeem’: aan collega-fondsen en financiële instellingen, aan de politiek, aan de beleggers zelf. Hoe denken zij over een normering, een begrenzing aan de prestatievergoedingen? Laten we die discussie voeren, om te kijken of we toch iets kunnen veranderen met z’n allen.
Eén ding heeft deze kosten-batenanalyse over 2021 ons geleerd: nog scherper dan voorheen zal ABP het komend jaar naar de totale kosten van het vermogensbeheer kijken. Tegelijkertijd willen we een stevige discussie over de prestatievergoedingen bij private equity voeren. Want een fraai rendement is goed, maar niet tegen elke prijs.