Want als er één branche is waar men van zekerheid houdt, is het deze sector. We werken met scenario’s voor de lange termijn. We kijken twintig, dertig jaar vooruit. We zijn er voor de werkenden en gepensioneerden van nu. Maar ook voor de generatie die net start op de arbeidsmarkt. Hoe vertalen we hun kijk op de wereld in onze scenario’s? Wat weten we eigenlijk van ze? Komen ze wel voldoende tot hun recht?
Een van de redenen waarom ik zo’n voorstander ben van het vernieuwde stelsel, is dat we er in beginsel in zijn geslaagd om het toekomstbestendig te maken. Het sluit beter aan bij de huidige en toekomstige veranderingen op de arbeidsmarkt. Het is aanzienlijk transparanter en individueler dan het oude.
Maar ik ben ook een voorstander van de vernieuwing, omdat de solidariteitsgedachte een belangrijke onderliggende waarde blijft. Ook in het vernieuwde stelsel dragen alle generaties gezamenlijk de lasten en verdelen ze de lusten. En juist dat maakt het zo sterk.
Maar let u vooral even op die twee woordjes een paar regels terug: in beginsel. Want wie alle debatten en gesprekken in 2022 heeft gevolgd, weet: er zijn in het oorspronkelijke wetsvoorstel inmiddels flink wat aanpassingen doorgevoerd. Aanpassingen met als gemeenschappelijke noemer: meer zekerheid voor de oudere generaties.
Dat is zeer begrijpelijk. Voor een generatie die is opgegroeid met het idee van een gegarandeerd maandbedrag, is een iets flexibeler pensioen op zijn zachtst gezegd ‘wennen’. Zelfs al waren er echt hele goede redenen om het oude stelsel te vernieuwen. Twaalf jaar niet kunnen indexeren is er daar één van.