• Contact

Overbruggingsplan

Vanaf 2024 dienen we elk jaar tot de overgang naar het vernieuwde pensioenstelsel een overbruggingsplan in bij De Nederlandsche Bank (DNB). Daarin staat hoe ABP ervoor zorgt dat we voldoende vermogen hebben als we overstappen op het vernieuwde pensioenstelsel in 2027. In het overbruggingsplan berekent en beschrijft ABP de financiële situatie van het pensioenfonds gedurende de periode tot 2027 wanneer we overgaan naar het vernieuwde pensioenstelsel.

Ieder jaar een overbruggingsplan

We moeten ieder jaar totdat we in 2027 overgaan op het vernieuwde pensioenstelsel een overbruggingsplan indienen. Dus in 2024, 2025 en 2026. In het overbruggingsplan staat hoe we ervoor zorgen dat onze financiële situatie op 1 januari 2027 goed genoeg is om verantwoord over te gaan op de nieuwe regels. We willen dat de dekkingsgraad minimaal 101,5% is als we overgaan. Dit noemen we de invaardekkingsgraad. We kunnen door het overbruggingsplan een ruimer indexatiebeleid voeren. Dat hebben we in november 2023 al vastgesteld. Dit beleid geldt totdat we op 1 januari 2027 overgaan op het vernieuwde pensioenstelsel.

Regels voor verhogen en verlagen

We mogen van de overheid sinds enkele jaren soepelere regels gebruiken om de pensioenen te verhogen. Dat mag omdat ABP op 1 januari 2027 overgaat op het vernieuwde pensioenstelsel . Met deze soepelere regels sorteert ABP in feite voor op de regels in het vernieuwde pensioenstelsel. In het vernieuwde pensioenstelsel beweegt uw pensioen namelijk meer mee met de economie. Uw pensioen kan meer verhoogd worden, maar het kan ook meer omlaag gaan. Wij zetten wel geld opzij om schokken op te vangen. Zodat we uw pensioen zo stabiel mogelijk kunnen houden.

Wat betekent het beleid?

  • We mogen de pensioenen meer verhogen. Dat doen we als onze actuele dekkingsgraad op 31 oktober van een jaar 110% of hoger is. Een eerste voorwaarde is dat de actuele dekkingsgraad door de verhoging niet onder de 110% mag uitkomen. Een tweede voorwaarde is dat de beleidsdekkingsgraad dan minimaal 105% is. Zo houden we voldoende vermogen om verantwoord over te gaan op het vernieuwde pensioenstelsel.
  • Andersom geldt: de pensioenen kunnen ook meer omlaag gaan. We willen dat de dekkingsgraad minimaal 101,5% is als we op 1 januari 2027 overgaan op de nieuwe regels. Ieder jaar berekenen we hoe hoog de dekkingsgraad zal zijn als we overgaan (invaren). Als uit de berekening komt dat we deze dekkingsgraad van minimaal 101,5% niet gaan halen, moeten we de pensioenen verlagen.
  • In ons premie- en indexatiebeleid, dat in 2023 is vastgesteld, vervalt de premieopslag van 1,5%-punt bij een beleidsdekkingsgraad lager dan 110%. Dit zorgt voor stabiliteit van de premie op weg naar de overgang naar het vernieuwde pensioenstelsel.
  • De regels voor na-indexatie veranderen niet. Lees meer over na-indexatie.

Wat zijn de gevolgen voor verschillende generaties?

De soepelere regels vormen het kader voor besluiten over verhogen en verlagen. Deze gelden totdat we overgaan op het vernieuwde pensioenstelsel op 1 januari 2027. Bij het maken van het beleid hebben we gekeken naar de gevolgen voor deelnemers van alle generaties.

grafiek overbruggingsplan

In de grafiek* zien we de effecten van het eind 2023 gewijzigde indexatie- en verlagingsbeleid. Het effect tot de leeftijd van circa 63 jaar is licht positief en vanaf circa 63 jaar licht negatief.

 

  • Verhogen is goed voor alle deelnemers. Als we in de periode tot 2027 de pensioenen (pensioenaanspraken en- uitkeringen) meer kunnen verhogen, is dat gunstiger voor mensen die dicht tegen hun pensioen aan zitten en vooral voor gepensioneerden. Aan de andere kant gaat er sneller meer geld uit de pensioenpot. Er blijft dus minder over voor nog niet gepensioneerden.
  • Als we in de periode tot 2027 de pensioenen meer moeten verlagen, is dat ongunstig voor gepensioneerden, omdat ze direct minder pensioen in hun portemonnee krijgen. De verlaging kan groter zijn dan onder de oude regels, omdat de verlaging binnen de overgangsperiode moet worden doorgevoerd. Die overgangsperiode wordt steeds korter. De andere kant is dat er dan meer overblijft voor de nog niet gepensioneerden.

Tegenover de beperkte negatieve effecten voor de gepensioneerden staan de indexaties van de afgelopen jaren. Deze positieve effecten voor de gepensioneerden zijn niet meegenomen in de bovenstaande grafiek omdat ze buiten het overbruggingsplan vallen.

* Het netto profijt is het verschil tussen de waarde van de te verwachten toekomstige pensioenuitkeringen en de waarde van de toekomstige premie-inleg. In deze grafiek vergelijken we de uitkomsten van het de oude spelregels (FTK) met de nieuwe spelregels die we in de overgang mogen gebruiken (transitie-FTK).

Meer weten?

We mogen van de overheid sinds enkele jaren soepelere regels gebruiken om de pensioenen te verhogen. Dat mag omdat ABP op 1 januari 2027 overgaat op het vernieuwde pensioenstelsel. Met deze soepelere regels sorteert ABP voor op de regels in het vernieuwde pensioenstelsel.

Uw pensioen beweegt in het vernieuwde pensioenstelsel meer mee met de economie. Uw pensioen kan daardoor meer omhoog gaan. Maar het kan ook nodig zijn om de pensioenen eerder te verlagen. Wij zetten wel geld opzij om schokken op te vangen.

We vinden het belangrijk om pensioenen te verhogen met de stijging van de prijzen. Met het aangepaste indexatiebeleid sorteren we voor op het vernieuwde pensioenstelsel. Daardoor kunnen we de pensioenen meer verhogen. Zo zorgen we dat de pensioenen hun koopkracht kunnen behouden.

We kunnen eerder gebruikmaken van de nieuwe pensioenregels en zijn niet meer gebonden aan de voorzichtige verhogingsregels uit het huidige pensioenstelsel. Natuurlijk letten we op dat we voldoende vermogen behouden voor de overgang naar het vernieuwde pensioenstelsel. Ook willen we recht doen aan de afspraken die sociale partners daarover hebben gemaakt.

Daarom benutten we de versoepeling van de regels om de pensioenen te verhogen niet altijd volledig. En als het nodig is, kunnen we de pensioenen verlagen om op een verantwoorde, evenwichtige en uitlegbare manier over te kunnen gaan naar het vernieuwde pensioenstelsel.

We willen dat de dekkingsgraad minimaal 101,5% is als we op 1 januari 2027 overgaan op het vernieuwde pensioenstelsel (Invaardekkingsgraad). Als uit de berekening komt dat we op het moment dat we overgaan de dekkingsgraad van minimaal 101,5% niet gaan halen, dan moeten we de pensioenen verlagen. We maken ieder jaar een berekening van deze dekkingsgraad. Deze berekening heeft geen voorspellende waarde.

De uitkomst van de berekening van de ontwikkeling van de invaardekkingsgraad laat zien, dat we de dekkingsgraad van minimaal 101,5% ruimschoots bereiken op 1 januari 2027 en hiervoor de pensioenen nu niet hoeven te verlagen.

31-12-202431-12-202531-12-2026
110,0%110,0%110,2%

  • Over verhogen van de pensioenen neemt het bestuur van ABP aan het einde van ieder kalenderjaar een besluit. Dan bekijkt het bestuur hoe we er financieel voor staan en besluit of onze financiële situatie daarvoor goed genoeg is. Of uw pensioen omhoog kan, hoort u dus aan het einde van ieder kalenderjaar.
  • Over eventueel verlagen neemt het bestuur ieder jaar een besluit als we een nieuw overbruggingsplan indienen. Dit moet volgens de wet in 2024 en 2025 uiterlijk op 1 juli en in 2026 uiterlijk op 1 april.

Hier leest u meer over de regels rondom het verhogen van de pensioenen.

Deelnemers kunnen binnen drie weken hun zienswijze over het overbruggingsplan van ABP inbrengen bij DNB. Het doel van een zienswijze door derde-belanghebbenden is dat DNB daarmee informatie verzamelt voor een goede en zorgvuldige voorbereiding van een besluit over het overbruggingsplan van ABP. Lees meer over het indienen van een zienswijze overbruggingsplan op we website van De Nederlandsche Bank.