Erwin is het niet eens met de hoogte van zijn arbeidsongeschiktheidspensioen en de premievrije pensioenopbouw. Hij vindt dat ABP dit verkeerd berekent.

In 2011 werd Erwin ziek. Hij was geen deelnemer bij ABP toen het UWV hem voor een deel arbeidsongeschikt verklaarde. ABP gaf hem daarom geen arbeidsongeschiktheidspensioen en premievrije pensioenopbouw. In 2021 werd Erwin meer arbeidsongeschikt. Op dat moment bouwde hij wel pensioen op bij ABP. Volgens het pensioenreglement had hij ook voor deze toename geen recht op arbeidsongeschiktheidspensioen en premievrije pensioenopbouw.

Omdat ABP dit onredelijk vond, gaf ABP Erwin voor dit deel toch arbeidsongeschiktheidspensioen en premievrije pensioenopbouw. Dat is ook volgens de regels van het convenant arbeidsongeschiktheidspensioen. Erwin vindt zijn arbeidsongeschiktheidspensioen en premievrije pensioenopbouw te laag. Volgens hem maakt het niet uit dat hij in 2011 al arbeidsongeschikt was.

De commissie vindt dat ABP de hoogte van het arbeidsongeschiktheidspensioen en premievrije pensioenopbouw juist berekent. En ABP paste daarbij al coulance toe. Want volgens de regels in het pensioenreglement heeft Erwin helemaal geen recht op arbeidsongeschiktheidspensioen en premievrije pensioenopbouw.

ABP moet uitgaan van de informatie van het UWV. Volgens het UWV werd Erwin al in 2011 arbeidsongeschikt. En toen bouwde hij geen pensioen op bij ABP. Dan is er ook geen recht op arbeidsongeschiktheidspensioen of premievrije voortzetting van de pensioenopbouw. Erwin kreeg dat toch. Maar er is geen reden om dit te verhogen.